Steunkousen

Wij komen binnen bij mevrouw Dorresteijn. Een klein hoopje mens ligt in foetushouding op de bank te slapen. “Goedemorgen,” zegt de verpleegkundige vrolijk. “Bent u klaar voor uw steunkousen?” Mevrouw Dorresteijn beweegt nog nauwelijks, alsof ze uit een ander land moet komen. Een ver land. Elke zondag komt de hele familie haar bezoeken, zegt de verzorgende, terwijl ze de steunkousen aantrekt. Maar of ze het nog beleeft, weet ik niet. Mevrouw Dorresteijn valt het nu op dat ik er ben. Ze gaat rechtzitten en begint haar haar te schikken. Het werkt ook met deze lieve mevrouw Dorresteijn nog. Alsof ze zeggen wil: vind je me wel mooi? Ik zie daar weer een jonge meid zitten, het lichaam dat vervallen is en tot reizen geneigd naar verre landen, is maar een masker. Ze is hier ooit gekomen met haar man en heeft nu zelf ook verzorging nodig. Hoelang ze hier woont? Oh, misschien al 15 jaar.

Ik zou me als bestuurder en beleidsmaker schamen, voor dit en vele voorvallen. Als ik bij ze aan tafel zit, schuiven ze moeizaam heen en weer op hun stoel, het is een makkelijk verdienmodel. Per handeling wordt er goed verdient.

Steunkousen zijn het aderlaten van deze eeuw. Nauwelijks nuttig of noodzakelijk. Wel zwaar gelobbyd. Bullshithandeling zou David Graeber dit noemen. De belangen zijn te groot. Je raakt 30% van je handelingen kwijt en dus omzet, als je er mee stopt, zegt een bestuurder. Dan is toch het personeelsprobleem opgelost, zeg ik dan, ik staar in glazige ogen…

De wereld van de (wijk)zorg is gevuld geraakt met dingen. Hoe gaat dat vullen? Neem de steunkous. Ik heb tijdens het onderzoek ongekend veel steunkousen gezien die aangetrokken werden of uitgetrokken. Waarom het gebeurde wisten de verzorgden vaak niet, ze deden het gewoon, het was een deel van hun werk.

Je zou de geschiedenis van de steunkous kunnen schrijven om erachter te komen hoe dat ooit begon en dan nog is het een andere vraag hoe het komt dat het een onderdeel van de taken van wijkzorg is om bij mensen steunkousen aan te trekken. Dat is geen geschiedenis van de ontwikkeling van de steunkous, maar de manier waarop het ding tot betekenis komt in onze samenleving. En dan voornamelijk hoe het mogelijk is dat de steunkous een van de vele dingen is “waarin het leven, van individuen, niet gemodelleerd, vervuild, of gecontroleerd wordt door een apparatus.” Aldus Giorgio Agamben (2009).

Ik ben wat betreft de feitelijke geschiedenis wonderlijke teksten tegengekomen waarin beweerd wordt dat de neolithische mens al steunkousen droeg, getuige rotstekeningen in de Sahara bij Tassili n’Ajjer. Helaas ontbrak het aan de bijbehorende afbeelding en ik kan ze niet ontdekken. Maar ja, er zijn ook een slordige 15000 tekeningen. De schrijver bleek de zoon te zijn van een TPO journalist, een blaadje dat opgericht lijkt om Sylvana Simons zwart te maken.

Dan valt ergens te lezen dat de Romeinen al steunkousen hadden, maar dat pas bij de uitvinding in 1598 van de breimachine in Engeland de productie echt op gang kwam. Ook allemaal niet onderbouwd. Pas in 1959 en met het uitvinden van synthetische stof dit-of-dat, zag de ware steunkous het licht. Laten we dus de serieuze steunkous zijn aanvang nemen in 1959, hoewel wellicht zijn voorloper al veelbelovend was, maar nog niet gemaakt kon worden.

En dat laatste maakt dat ik nu, als ik aan steunkousen denk, de knibbelige knietjes van de moeder van mijn moeder voor me zie, bedekt door een beigeachtige stof: de steunkous. Als kind dacht ik echt dat die kousen bij haar hoorde, dat ze er mee geboren was, dat ze zonder die steunkousen niet langer oma zou zijn. En dat zij zich aan mijn opa bekend had, terwijl zij met niet meer dan haar steunkousen en al op hem lag te wachten. Mijn moeder was een moetje. De erotische werking van steunkousen is nog nergens onderzocht.

Er zijn allerlei wetenschappelijk studies over het nut en de noodzaak van steunkousen. Dat is lastig of niet te vinden voor een leek en nog lastiger te lezen. Wat je als niet argwanend leek tegenkomt op internet zijn voornamelijk de teksten van de producenten over steunkousen. In nijntjestaal word je daar ingelicht over de bijzonder werkingen van de steunkous. Daar word ik vanzelf argwanend van, wervende teksten van de producenten van een product zijn geschreven door mensen die ertoe opgeleid zijn om de dingen zo te zeggen dat je daarna het gevoel hebt dat je zonder het product niet verder kunt. Ik beperk me eerst tot dit soort teksten. De mythe van de steunkous wordt gevormd door dit soort teksten. Het gaat mij niet om de diepte achter allerlei medische ingrepen die verborgen blijven voor leken, het gaat erom wat wij in de dagelijkse omgang mee kunnen krijgen. Ik zeg bewust kunnen, want ik vermoed dat de meeste steunkousendragers geen onderzoek gedaan hebben naar het nut en de noodzaak van hun steunkous. Ze zijn er en daarom worden ze gebruikt.

De wetenschappelijke publicaties die ik lees, betwijfelen het nut en de noodzaak van de steunkous deels. Er wordt zelfs wetenschappelijk onderzoek besteed aan de uitkomst om de steunkous niet meer zo vanzelfsprekend voor te schrijven. Lees ik hier een controverse? Lees ik hier een belangengevecht tussen producenten, organisaties die ze aantrekken en wetenschappers die vanuit hun discipline, er zo hun vragen bij hebben? En hoe staan de huisartsen erin?

De meeste steunkousen die ik gezien heb, gaan over het been tot boven het kniegewricht. Ze zijn er wel in alles soorten en maten. Met voet en zonder voet met open gat voor de tenen en zonder. Hele wetenschappelijke verhandelingen dat de voet niet bedekt hoeft te worden, lees ik. De steunkousen zijn allemaal een soort beige. Ze roepen bij mij altijd het gevoel op bij mijn oma te zijn. Het meest dominante en heldere en daarmee ook wervende verhaal is dat bloed het nu eenmaal moeilijk heeft om van de voeten weer naar het hart te vloeien en dat de steunkous die aderen ondersteunt om dit te vergemakkelijken. Het gevaar van dit soort verhalen is dat je je het kunt voorstellen. En dan nog een foto erbij van een man in een witte jas met een stethoscoop en tekeningetjes van volstrekt geruïneerde aderen en het is een wonder dat niet heel Nederland al aan de steunkous is.

Het is in dat narratief een manier om het hart te ontlasten, dat hoeft dan minder hard te werken en als mens ga je dan kennelijk langer mee. Ik lees zelfs studies waaruit blijkt dat het dragen van steunkousen een gunstig effect heeft op de hartkleppen. Op een of andere manier is de idee dat als iets veel gebruikt wordt dat het dan slijt zoals een auto, diep doorgedrongen in de zorgpraktijk. Dat staat dan wel haaks op het advies om veel te wandelen of veel te sporten. Het lijkt me beter om lekker thuis te blijven zitten, steunkousen aan en niet te veel te bewegen. Oblomov zou het direct opvolgen wellicht van nature.

Allerlei kwalen in de benen worden ermee verlicht, verholpen, vertraagd, verzacht, voorkomen enzovoort, zo valt te lezen. Een aantal van die kwalen zijn makkelijk zichtbaar, zoals oedeem, spataderen en trombose. Ik ben die ziekten zelf in de praktijk niet zo vaak tegengekomen bij mensen die steunkousen kregen aangedaan. Veel mensen die ik zag, hadden benen waaraan niet veel te zien was. Wel zag ik veel mensen die nauwelijks bewogen. Allemaal Oblomov achtige figuren. Een mevrouw van slechts 60 tegen wie gezegd werd: “Gaat u lekker wandelen, het is hier mooi,” wimpelde dat af: “Ach mevrouw, ik voel me veilig hier.” Inmiddels waren er al twee tenen afgezet en zat ze met licht oedeem in haar benen. De beschrijving van Oblomov, die 50 bladzijden nodig had om van zijn bed naar zijn stoel te komen, heb ik zelf mogen aanschouwen. Veel ouderdom gaat gepaard met monolithisering.

Technisch gezien zijn er nog wat relevante gegevens omtrent de steunkous. Ten eerste heeft men de steunkous geclassificeerd in 4 drukklassen. Van licht naar zwaar. Klasse 1 is niet medisch, deze wordt aanbevolen bij zwangeren, mensen die veel staan, mensen die veel zitten, sportmensen, kantoormensen, winkelverkopers en andere risicogroepen voor problemen met de benen in causa iedereen die loopt, zit of staat. Ik begrijp iedereen dus. De verzekeraar heeft daarbij besloten dat je die steunkousen zelf dan moet betalen. Deze steunkous zit niet in het basispakket zoals dat zo mooi heet. Kosten liggen tussen de 15 euro tot wel 75 euro. Ze zijn er in allerlei soorten en maten, kleuren en lengtes.

De drukklassen 2 tot en met 4 zijn wel medisch. Er zijn tabellen waarin per aandoening de drukklasse opgezocht kan worden, een medicus is bijna niet nodig. De gezaghebbende autoriteit die wat te zeggen heeft over deze 3 klassen is de (huis)arts. Medische steunkousen zijn dan ook dingen die voorgeschreven moeten worden. Zo komen ze de leefwereld van mensen binnen en in een aantal gevallen de werkwereld van de verzorgenden. Ik begrijp uit allerlei artikelen en studies dat artsen ze makkelijk voorschrijven en dat het voornamelijk preventief is.

De kosten van deze kousen, zo leert elke website worden wel vergoed door de zorgverzekeraar, zij het, staat er waarschuwend bij, dat dan wel eerst de eigen bijdrage overschreden moet zijn. Toch kan men in alle gevallen rustig gaan slapen. De leverancier regelt betaling via de zorgverzekeraar via een daarvoor ontwikkeld portaal. In de antropologie een zwaar beladen begrip, maar portaal is hier niet veel meer dan een beeldscherm op een computer waarop je geheel gebruiksvriendelijk de dwingende gegevens kunt invullen. Een hele administratieve rompslomp om 15 euro in mindering brengen op je eigen risico lijkt mij een dure aangelegenheid, duurder dan de kous zelf.

Om het wat complexer te maken, noemt een producent de drukklasse 1 “steunkous” en de drukklassen 2, 3 en 4 Therapeutische Elastische Kousen, uiteraard afgekort tot TEK. Verder kom ik nog benamingen tegen zoals compressiekousen. Dat is waarschijnlijk voor de meer theatralen onder ons. Het klinkt natuurlijk veel hipper om te zeggen dat aan jou compressiekousen zijn voorgeschreven.

Ik heb zelf nooit kunnen zien aan de kous welke drukklasse deze was, maar dat kan toeval zijn, zoals ik ook nauwelijks oedeem, trombose of spataderen heb gezien. Wel veel immobiele mensen. Allemaal Oblomovs, thuiszitters die het bewegen achterwege laten en ook elke ambitie missen om er nog wat van te maken. We weten hoe Goncharov het liet aflopen met deze Oblomov.

De kleurrijke sokkenmode die overal aangeprezen wordt door de leveranciers ontgaat de medische zorg kennelijk ook. Evenals de studies naar voetloze steunkousen en de zin en onzin van de steunkous. Iedereen zit met die mitella-kleurige sokken keurig te wachten op de wijkverzorging, geen leuke kleurtjes of vrolijke patronen. Zou dat er mee te maken hebben dat het een medisch artikel is en dat het aan autoriteit inboet als het er te frivool uitziet?

Ik lees overal dat deze steunkousen allemaal worden gebreid. Weer zo’n heerlijk archaïsch woord: breien! Wie doet dat tegenwoordig nog? Het is natuurlijk flauwekul, maar ik zie opeens hele fabriekshallen vol ouwe vrouwtjes uit Sicilië, in het zwart en zelf met steunkousen aan, steunkousen breien op bankjes, roddelend en keuvelend. Volgens een geheim patroon dat ze nog geërfd hebben van de neolithische mens in de Sahara, in de toenmalige Savanah van Tassili n’Ajjer. Helaas, ik ben bang dat de wereld minder prozaïsch is, voornamelijk door een gebrek aan ouwe vrouwtjes uit Sicilië. Er zullen wel hoog-geautomatiseerde breimachines staan. Overal lees ik dat er twee brei-technieken zijn. De eerste bouwt de sok op vanaf de voet tot de kraag en daarmee heb je een naadloze sok. De tweede techniek maakt een lap, die na het breien aan elkaar gezet wordt zodat de sok een naad heeft. In de teksten wordt deze techniek als minder aantrekkelijk aangeprezen, zonder duidelijk is waarom. “Deze sok heeft wel een naad.” Klinkt heel dreigend, alleen weet ik niet wat er dreigt.

Het is ook maatwerk, het ene been is het andere niet, standaard kan niet geleverd worden. En dus worden de benen, na een verwijzing door een arts, eerst bemeten. Daar heeft men dan 4 -7 punten op het been voor gedefinieerd, die A tot en met G heten. Men krijgt dan een AD kous of een AG kous. Daarvoor zijn specialisten aanwezig. Op sommige websites heten dat steunkousconsulenten. De levertijd is dan twee weken. Daarbij komt dat het been kan veranderen, bijvoorbeeld door het verminderen of juist toenemen van het oedeem. En dus moet men een keer per jaar op revisie. Verder is de rek er na een jaar wel uit en moeten er nieuwe aangeschaft worden. Een keer per 2 dagen wassen wordt aanbevolen, de talk in de huid, tast de kous aan. Dus meerdere kousen aanschaffen is een must zoals een website ons laten weten: “Je wilt toch ook wel eens andere sokken aan, je moet ze ook wassen.”

En zo deed de steunkous intrede in het leven van mijn oma en met haar velen en werd het een onlosmakelijk deel van haar voor mij bekende bestaan van oude immobiele mensen.Over het aantal medisch voorgeschreven steunkousen is lastig wat te vinden. Ik lees op verschillende plekken dat er voor trombose alleen al 25.000 tot 30.000 patienten per jaar steunkousen krijgen. De andere medische redenen komen daar nog bovenop, alsmede de preventieve redenen. Heel interessant is dat in een artikel in het AD dat dit bespreekt opeens spreekt van “knellende kousen”. Het UMC van Maastricht heeft uitgezocht dat 60% van het steunkousgebruik bij trombose patiënten overbodig is. Dat levert een besparing op van 10 miljoen per jaar, zo laat de krant weten. Alle sociaal psychologische aspecten van steunkousen doen er niet toe. Het gaat om geld. Dat er sinds 1959 een hele industrie is ontstaan die zijn eigen taal en logica ontwikkeld heeft, dat er duizenden mensen elke dag een steunkous aan en uitrekken en dat een deel daarvan hulp krijgt van een daartoe opgeleide wijkverzorger, dat er allerlei wetenschappers zijn die zich er mee bezig houden, verzekeraars mensen in dienst hebben die regels opstellen wanneer een steunkous wel of niet wordt vergoed, de vraag wat het mensen doet als ze in de orde van de steunkousen worden verheven, wat de relatie is tussen immobiliteit en de wens om nog verder te leven en wat dat doet met het gebruik van steunkousen. Wie er ooit bedacht heeft dat er hulp bij zou moeten komen van buitenaf en wel door een vreemde. Enzovoorts, enzovoorts.

Wat er gebeurt in termen van verlies van eigen verantwoordelijke en in termen van wederzijdse afhankelijkheid, het christelijk beeld van de man christus die de voeten van zijn apostelen waste en de verzorgende die dagelijks op hun knieën gaan om iemand zijn sokken aan te trekken of uit te trekken, de leveranciers die ook moeten leven en nu eenmaal door de bank in een groeimodel worden gedwongen, anders ben je geen gezond bedrijf, het zelfbeeld van steunkousconsulenten, het gemak of ongemak waarmee huisartsen de steunkous voorschrijven, gedwongen om gatekeeper te zijn tussen de steunkous die wel vergoed wordt of niet en waarom dan wel, de mensen die hun steunkous wassen, de mensen die het laten doen, de mensen die het niet doen, de administratie van de revisie, de mensen die in de fabrieken werken waar de breimachines staan, de fabrieken van breimachines, hoe het is om steunkousen te moeten dragen, wat het je doet of juist niet, want alle reclame ten spijt, het hoort bij ouwe immobiele mensen in de beeldvorming, de taal die zich ontwikkelt van het ordinaire steunkous tot het high sofisticated LEK,  al die sociaal psychologische aspecten doen er niet toe. Het scheelt 10.000.000. Staat dat gelijk aan 10.000 arbeidsplaatsen? Zullen er fabrieken gesloten worden? Komen de huisartsen in opstand die altijd graag wat voorschrijven?

En dan hebben het nog niet over de hulpmiddelen voor het aantrekken van steunkousen. Ik kan net zo’n stuk schrijven over die hulpmiddelen. Ik ben er veel tegen gekomen, de ene nog exotischer dan de ander. En ook de manier waarop een verzorgende de steunkousen aantrekt kun je een boek schrijven. Niemand doet het hetzelfde. Mij trof het dat een aantal rubberen handschoenen aantrokken om die steunkousen aan te trekken. Dat kan heel praktisch zijn, omdat het oppervlak van de handen dan ruwer wordt, maar het schept ook afstand.

Het Nederlandse genootschap van huisartsen schrijft richtlijnen waaraan de huisarts zijn autoriteit ontleent. Dat is weer iets anders dan de protocollen die de verzekeraars schrijven waarin de arts kan lezen of een steunkous wordt vergoed. En dan zijn er nog ARBO protocollon die nauwgezet omschrijven hoe de steunkous aangetrokken dient te worden en wat de entreecriteria zijn waaraan voldaan moet worden, wil iemand niet alleen in aanmerking komen voor de steunkous, maar ook bezoek aan huis om hem aan te trekken.

Wonderlijk dat de NHG het volgende meldt: “Op basis van fysiologische overwegingen wordt aangenomen dat steunkousen effectief zijn als behandeling van varices, maar dit is niet bewezen. De werking van steunkousen is niet geheel begrepen en er bestaan verschillende theorieën.” Daarmee vallen trombose en spataderen inmiddels redelijk buiten nut en noodzaak. En toch had ik de waarneming dat steunkousen aantrekken een belangrijk onderdeel was van de handelingen van de verzorgenden.

Een Steunkous is een ding. Dingen worden door Foucault en in navolging daarop door Giorgio Agamben onderdeel van een apparatus genoemd. Een apparatus is dan niet alleen het ding zelf maar ook alle betekenis die het oproept, het gedrag dat het oproept, de beeldvorming die ontstaat en dergelijke. Een dergelijk apparatus, wordt bedacht door ons als mens, interacteert met ons al mens en doet ons van gedrag en gedachten veranderen, ze ontwikkelen vaak zelf ook, onzichtbaar en door de hand van de goden gedreven. De goden die weten wat goed voor ons en geheel belangeloos de dingen voor ons scheppen. Kijk naar onze mobiele telefoon. Nog niet zo heel lang geleden bestonden ze nog niet en nu bestaat een groot deel van de sociale interactie tussen mensen, fysiek en virtueel uit het gebruik van dat ding.

Het meest heldere voorbeeld is toch wel de mobiele telefoon. Het is mij een compleet raadsel hoe de mens voor de uitvinding van de eerste iPhone heeft kunnen leven. Tot aan 2007 was er geen leven op aarde mogelijk! Nu zijn we van top tot teen gedreven door appjes op onze smartphone.

Gezien de verspreiding van de steunkous als onderdeel van een dagelijks ritueel, is er weinig verschil met een iPhone. Ze structureren de dag van heel veel voornamelijk oudere mensen. En de vraag is wat het oplevert.  

De dingen zelf hebben invloed op ons. Wat belangrijker is, is dat het hele netwerk van handelingen rond de steunkous, mensen disciplineert. Al die mensen die ze dragen, trekken ze ’s morgens aan en trekken ze ’s avonds uit. Zij die het voorrecht hebben dat ze een verzorgende langskrijgen om een steunkous aangetrokken te krijgen, krijgen ‘s morgens bezoek en dan dient men klaar te zitten en ‘s avonds weer. De keren dat ik ergens kwam en de steunkous al uit of aan was, werd dat niet gewaardeerd. Michel Foucault zag al dit soort apparati “als een set van praktijken, kennis, maatregelen en instituties (onuitgesproken afspraken) dat erop gericht zijn om de gedragingen, gebaren en gedachten van mensen te managen, te regeren, te controleren en te richten, -op een manier die inhoudelijk nuttig lijkt. (Agamben 2009).

Wat zou er gebeuren als we er gewoon mee stoppen? We trekken al die mensen niet langer steunkousen aan, op een paar heel specifieke gevallen na, waarvan onomstotelijk vaststaat dat het de pijn of de last verlicht en er geen andere mogelijkheden zijn?

De vreemde theorie waar we ooit mee begonnen dat interacteren iets is tussen mensen en dat het gaat om de inhoudelijke informatie die over een lijntje loopt van zender naar ontvanger, schiet hier enorm te kort. Het is de vraag hoe het komt dat zo’n object als een steunkous in deze smaakloze en kleurloze vorm elke morgen bij 10.000den mensen wordt aangetrokken en dan weer uitgetrokken. Dat er elke dag 10.000den mensen klaar zitten. En dat er nog veel meer mensen zijn die hem gebruiken. En dat terwijl er studies zijn dat de kous ook zonder de voet kan, zodat het een stuk makkelijker is om aan te trekken, en dat terwijl er studies zijn die vooral het onnut van de kous uitspreken.

Het heeft misschien te maken met de manier waarop we het organiseren. We organiseren zorg in de vorm van een bureaucratie. Een van de principes van een bureaucratie is dat het denken door de ene partij wordt gedaan en het doen door de andere. De artsen zijn de doeners, die opzoeken in de protocollen op wat ze moeten voorschrijven. De verpleegkundigen zijn de doeners, dus die bepalen of iemand de steunkous aangetrokken wordt. En niemand van al die doeners vraagt naar het nut of de noodzaak. Zeker de steunkousdragers niet. De dokter zegt het! En zo houdt het systeem zichzelf in stand.

Voeg daarbij de wet van Parkinson, van de Britse marine-historicus Cyrill Northcote Parkinson. Deze wet uit 1958 stelt dat een taak uitbreidt naar de tijd die ervoor beschikbaar is. En zo vulde het aantrekken van steunkousen, langzaam maar gestaag de dagtaak van de verzorgenden. Hij constateerde dat het Britse imperium afnam terwijl het ambtenarenapparaat toenam. Volgens hem groeien bureaucratieën met 5% per jaar zonder dat daar een reden voor is.   

En zo kan het dat de steunkous floreert in de gezondheidszorg. En wij ons druk maken over het tekort aan personeel.    

De theorie ontspint zich langzaam. Langzaam worden vanzelfsprekende verhalen, hoe kort ook, steeds dieper en betekenisvoller. Die diepte en betekenis was er al die tijd al, maar we zijn hem kwijtgeraakt door de manier waarop we dingen organiseren en door de manier waarop we gedisciplineerd worden. Met dit boek wil ik de diepte die ik zie laten zien. Misschien helpt het met iets wat empathie heet. Ecco homo zei Pontius Pilatus. Zie de mens. Dat is een opdracht als je met mensen werkt dat je ze ziet en dat je empathie betoont, met jezelf en met de ander. Mensen zijn geen dingen.

Interactie is vanuit een mens alles wat zich aan hem opdringt als iets dat van betekenis is en waar hij dan weer op kan en zal reageren, bewust of onbewust. Ook steunkousen. Ergens betreedt de moderne steunkous het podium en vandaar neemt de steunkous in populariteit toe, roept het zijn tegenkracht op en verandert het van vorm en betekenis. De ziekten die nu genoemd worden waren in 1959 nog niet zo onderzocht als nu en dus was de functie en betekenis van de steunkous in de tijd anders dan nu. We hebben in de vorige hoofdstukken aan het begrip interactie toegevoegd dat interactie altijd in een context plaatsvindt. De omgeving is van betekenis voor het spreken en breder voor de interactie. “Kom je op de fiets?” als vraag van een jongen die afspreekt met een meisje heeft een heel andere betekenis, dan als een man dat vraagt aan een vrouw waarmee hij een rendevouz mee heeft in een illuster hotel. En dan nog weet je niet wat er gebeurt, of wat de zin betekent. In het eerste geval zijn wellicht de ouders en de ouderlijke mening de context. In de tweede de bedrogen echtgenoten. Misschien is de eerste vraag dan wel een naieve vraag van een jongen die zelf ook alleen maar een fiets heeft en de andere een subtiele verwijzing naar het thuisfront. Je hoort het de bedrogen echtgenoot al tegen haar zeggen: “Waar ga je naar toe op de fiets? Is het dichtbij?”

We bespraken ook een ander aspect van de interactie. Niet interacteren kan niet, hebben we besproken. Er gebeurt voortdurend wat tussen jou en je omgeving, dood of levend. Ook dode dingen zoals de steunkous. Ik heb me altijd afgevraagd als kind waarom mijn oma die steunkousen aanhad. Ik weet dat ik als 10-jarige dat aan de 55-jarige vroeg. Het antwoord dat ze toen gaf heeft een andere betekenis dan nu. “Omdat oma ziek is, mijn kind, oma heeft pijn en ze zitten lekker warm.” Nu heb ik er geen flauw benul van of ze medisch waren, ik denk het wel, maar weet niet wat oma dan voor ziekte had, behalve reuma. Ze had ze dan ook om haar polsen.

Het effect was wel dat oma in waarde en achting steeg. Je moet wel heel ziek zijn als je zo moet lijden aan het aantrekken van twee steunkousen. De steunkous werd een externalisatie van haar lijden. Aan een oma die pijn heeft maar geen steunkousen aanhad, is niks te zien. Maar een steunende oma met steunkousen, ja, dat moest dan wel heel erg zijn. Ik fantaseer maar wat verder, maar het zijn geen vrijblijvende fantasieën. Want ik zie hetzelfde bij een aantal anderen. Het leek wel alsof hun lijden, dat veel verder ging dan enig ongemak aan de benen, zichtbaar gemaakt werd door de steunkousen. Zo kon de wereld zien dat men tot de orde der steunkousen was verheven en dat men een nieuwe orde was binnengetreden. Wat ik bij veel mensen zag die ze aangetrokken kregen was de gehoorzaamheid van het klaarzitten in afwachting van de verzorgende, de gehoorzaamheid van de schone sok die klaarlag, het ritueel van het aantrekken en de snel gewisselde woorden, want de handeling zelf duurde korter dan de administratie van de handeling in het grote Cordaan boek.      

De dode dingen, de steunkousen. De dingen. Dat we ook met de dingen interacteren heeft Michel Foucault uitgewerkt met name in de colleges die hij gaf van 1977 tot 1984, toen hij overleed. Althans daar ben ik het als eerste tegengekomen. In Italië heeft de filosoof Giorgio Agamben er veel over gepubliceerd en in Nederland las ik het bij de filosoof René ten Bos in zijn boek: Hiërarchie is een Inktvis.

De wereld van de zorg wordt overbevolkt door dingen. Wijkzorg is zelf ook een ding. Heel zichtbare dingen zoals steunkouzen maar ook minder zichtbare dingen, zoals de bureacratie of het intellectuele klimaat, of het consumentisme, of het neo liberale kapitalisme, om maar wat grote monsters te noemen. Daar sta je misschien niet bij stil, maar die hebben allemaal invloed op dat moment van interactie tussen die mevrouw die steunkousen nodig heeft en de verzorgende die ze aantrekt. Dingen. René ten Bos noemt het in navolging van weer een ander Hyper-dingen. Ze zijn zo groot dat je ze bijna niet ziet, maar je hebt elke seconde mee te maken, soms heel bewust, soms nauwelijks waarneembaar. Dus wat vertellen steunkousen en hierarchie, oogdruppels en de wetenschap, medicijnen en de politiek, douchecabines en bureacratie, rolstoelen en sociale cohesie, een hooglaag bed en het consumentisme ons.

Nederland is een bureacratisch georganiseerd land. Dat leidt er in Nederland toe dat men zich bezig houdt met het exceleren en verbeteren en optimaliseren van “De zorg”, maar dat niemand zich mag of kan of zich durft af te vragen: wat is zorg, hetgeen Foucault wel deed. En wie weet is die vraag niet zo gek als je nu al 100 miljard uitgeeft aan het onderwerp en dat dat bedrag alleen maar groeit onder de aanhoudende klachten in de pers, dat de zorg niet deugt. Wat is eigenlijk zorg?

Wie weet kan het anders.

Één reactie op “Steunkousen”

  1. Schitterend artikel. Hoeveel jaren stellen we deze vragen al.

    Managers die de werknemers in de wijk vragen om oplossingen, omdat zij, kennelijk, niets kunnen bedenken.

    Haal managers binnen die strikt zakelijk denken. Nu zitten er nog steeds teveel die een zorgmarkt hebben, en daarmee geen knopen door kunnen hakken of harde regels op kunnen stellen, zodat zorg weer zorgen voor wordt en niet ‘dingen’ afwerken.

    Hart voor de zorg betekent soms ook hard met d!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.